Synoniemen: ontmoeten, treffen
Woordsoort | werkwoord |
---|---|
Uitspraak | /ˈteɣə(ŋ)komə(n)/ |
Afbreking | te·gen·ko·men |
Aantonende wijs | |
---|---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(ik) kom tegen | (ik) kwam tegen |
(jij) komt tegen | (jij) kwam tegen |
(hij) komt tegen | (hij) kwam tegen |
(wij) komen tegen | (wij) kwamen tegen |
(jullie) komen tegen | (jullie) kwamen tegen |
(gij) komt tegen | (gij) kwaamt tegen |
(zij) komen tegen | (zij) kwamen tegen |
Aanvoegende wijs | |
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
(dat ik) tegenkome | (dat ik) tegenkwame |
(dat jij) tegenkome | (dat jij) tegenkwame |
(dat hij) tegenkome | (dat hij) tegenkwame |
(dat wij) tegenkomen | (dat wij) tegenkwamen |
(dat jullie) tegenkomen | (dat jullie) tegenkwamen |
(dat gij) tegenkomet | (dat gij) tegenkwamet |
(dat zij) tegenkomen | (dat zij) tegenkwamen |
Gebiedende wijs | |
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
kom tegen | komt tegen |
Deelwoorden | |
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
tegenkomend, tegenkomende | (zijn) tegengekomen |
Esperanto | renkonti |
---|