Informatie over het woord terugvoeren (Nederlands → Esperanto: rekonduki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/təˈrɵxfuːrə(n)/
Afbrekingte·rug·voe·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) voer terug(ik) voerde terug
(jij) voert terug(jij) voerde terug
(hij) voert terug(hij) voerde terug
(wij) voeren terug(wij) voerden terug
(jullie) voeren terug(jullie) voerden terug
(gij) voert terug(gij) voerdet terug
(zij) voeren terug(zij) voerden terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terugvoere(dat ik) terugvoerde
(dat jij) terugvoere(dat jij) terugvoerde
(dat hij) terugvoere(dat hij) terugvoerde
(dat wij) terugvoeren(dat wij) terugvoerden
(dat jullie) terugvoeren(dat jullie) terugvoerden
(dat gij) terugvoeret(dat gij) terugvoerdet
(dat zij) terugvoeren(dat zij) terugvoerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
voer terugvoert terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
terugvoerend, terugvoerende(hebben) teruggevoerd

Voorbeelden van gebruik

Hij besefte dat het onmogelijk was de ingang van de tempel te benaderen en voerde zijn metgezellen in het bos terug.

Vertalingen

Esperantorekonduki
Fransramener; reconduire