Informatie over het woord teruggaan (Nederlands → Esperanto: reiri)

Synoniemen: terugkeren, teruglopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/təˈrɵɣan/
Afbrekingte·rug·gaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ga terug(ik) ging terug
(jij) gaat terug(jij) ging terug
(hij) gaat terug(hij) ging terug
(wij) gaan terug(wij) gingen terug
(jullie) gaan terug(jullie) gingen terug
(gij) gaat terug(gij) gingt terug
(zij) gaan terug(zij) gingen terug
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) terugga(dat ik) terugginge
(dat jij) terugga(dat jij) terugginge
(dat hij) terugga(dat hij) terugginge
(dat wij) teruggaan(dat wij) teruggingen
(dat jullie) teruggaan(dat jullie) teruggingen
(dat gij) teruggaat(dat gij) terugginget
(dat zij) teruggaan(dat zij) teruggingen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ga teruggaat terug
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
teruggaand, teruggaande(zijn) teruggegaan

Voorbeelden van gebruik

Ik wou dat ik niet meer terug hoefde te gaan.
Wij gingen terug naar het kamp.
Zullen we dan maar teruggaan?
Ze kon alleen nog maar proberen terug te gaan en in zuidelijke richting over de weg naar de stad te vluchten.
Deze keer ging hij niet terug naar de boot.
Wanneer ga je terug naar Bournemouth?
Ja, ze gaat geloof ik over een dag of twee terug naar Londen.
We kunnen beter teruggaan en omrijden!

Vertalingen

Catalaanstornar
Duitszurückkehren; zurückgehen; nochmal gehen
Engelsgo back
Esperantoreiri
Italiaansritornare
Papiamentsbolbe
Portugeesregressar; voltar
Roemeensse înapoia; se întoarce
Saterfrieswieruumekuume
Spaansvolver
Swahili‐rudi
Thaisกลับ; กลับไป
Tsjechischvracet se; vrátit se