Informo pri la vorto harken (nederlanda → esperanto: rasti)

Sinonimoj: aanharken, opharken, rijven, uitkammen

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɦɑrkən/
Dividohar·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) hark(ik) harkte
(jij) harkt(jij) harkte
(hij) harkt(hij) harkte
(wij) harken(wij) harkten
(jullie) harken(jullie) harkten
(gij) harkt(gij) harktet
(zij) harken(zij) harkten
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) harke(dat ik) harkte
(dat jij) harke(dat jij) harkte
(dat hij) harke(dat hij) harkte
(dat wij) harken(dat wij) harkten
(dat jullie) harken(dat jullie) harkten
(dat gij) harket(dat gij) harktet
(dat zij) harken(dat zij) harkten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
harkharkt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
harkend, harkende(hebben) geharkt

Tradukoj

anglarake
ĉeĥahrabat
esperantorasti
feroaraka saman
finnaharavoida
francarâteler
germanaharken
hispanarastrillar
islandaraka
okcidenta frizonaklauje
portugalajuntar; limpar
rusaгрести
saterlanda frizonaRieuwe; Tooge
svedakratta; räfsa