Informatie over het woord stralen (Nederlands → Esperanto: radii)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstralə(n)/
Afbrekingstra·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) straal(ik) straalde
(jij) straalt(jij) straalde
(hij) straalt(hij) straalde
(wij) stralen(wij) straalden
(jullie) stralen(jullie) straalden
(gij) straalt(gij) straaldet
(zij) stralen(zij) straalden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strale(dat ik) straalde
(dat jij) strale(dat jij) straalde
(dat hij) strale(dat hij) straalde
(dat wij) stralen(dat wij) straalden
(dat jullie) stralen(dat jullie) straalden
(dat gij) stralet(dat gij) straaldet
(dat zij) stralen(dat zij) straalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
straalstraalt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
stralend, stralende(hebben) gestraald

Voorbeelden van gebruik

De sterren straalden aan een donkere hemel boven de bomen.

Vertalingen

Duitsstrahlen; ausstrahlen
Engelsradiate
Esperantoradii
Fransrayonner
IJslandsgeisla; ljóma af
Portugeesirradiar‐se; radiar
Saterfriesstroalje; uutstroalje
Thaisฉาย
Zweedsstråla