Informatie over het woord presideren (Nederlands → Esperanto: prezidi)

Synoniem: voorzitten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/preziˈderə(n)/
Afbrekingpre·si·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) presideer(ik) presideerde
(jij) presideert(jij) presideerde
(hij) presideert(hij) presideerde
(wij) presideren(wij) presideerden
(jullie) presideren(jullie) presideerden
(gij) presideert(gij) presideerdet
(zij) presideren(zij) presideerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) presidere(dat ik) presideerde
(dat jij) presidere(dat jij) presideerde
(dat hij) presidere(dat hij) presideerde
(dat wij) presideren(dat wij) presideerden
(dat jullie) presideren(dat jullie) presideerden
(dat gij) presideret(dat gij) presideerdet
(dat zij) presideren(dat zij) presideerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
presideerpresideert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
presiderend, presiderende(hebben) gepresideerd

Vertalingen

Catalaanspresidir
Duitsden Vorsitz haben; führen; präsidieren
Engelspreside
Esperantoprezidi
Fransprésider
Papiamentspresidiá
Portugeespresidir
Saterfriesdän Foarsit häabe; fiere; präsidierje
Spaanspresidir
Tsjechischpředsedat