Informatie over het woord narijden (Nederlands → Esperanto: postveturi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnarɛi̯də(n)/
Afbrekingna·rij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) rij na, rijd na(ik) reed na
(jij) rijdt na(jij) reed na
(hij) rijdt na(hij) reed na
(wij) rijden na(wij) reden na
(jullie) rijden na(jullie) reden na
(gij) rijdt na(gij) reedt na
(zij) rijden na(zij) reden na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) narijde(dat ik) narede
(dat jij) narijde(dat jij) narede
(dat hij) narijde(dat hij) narede
(dat wij) narijden(dat wij) nareden
(dat jullie) narijden(dat jullie) nareden
(dat gij) narijdet(dat gij) naredet
(dat zij) narijden(dat zij) nareden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
rij na, rijd narijdt na
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
narijdend, narijdende(zijn) nagereden

Vertalingen

Esperantopostveturi