Synoniemen: eisen, opeisen, postuleren, vergen, verlangen, voorschrijven, vorderen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈrekənə(n)/ |
---|
Afbreking | re·ke·nen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) reken | (ik) rekende |
(jij) rekent | (jij) rekende |
(hij) rekent | (hij) rekende |
(wij) rekenen | (wij) rekenden |
(jullie) rekenen | (jullie) rekenden |
(gij) rekent | (gij) rekendet |
(zij) rekenen | (zij) rekenden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) rekene | (dat ik) rekende |
(dat jij) rekene | (dat jij) rekende |
(dat hij) rekene | (dat hij) rekende |
(dat wij) rekenen | (dat wij) rekenden |
(dat jullie) rekenen | (dat jullie) rekenden |
(dat gij) rekenet | (dat gij) rekendet |
(dat zij) rekenen | (dat zij) rekenden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
reken | rekent |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
rekenend, rekenende | (hebben) gerekend |