Informatie over het woord afnemen (Nederlands → Esperanto: plimalgrandiĝi)

Synoniemen: verminderen, kleiner worden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfnemə(n)/
Afbrekingaf·ne·men

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) neemt af(hij) nam af
(zij) nemen af(zij) namen af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) afneme(dat hij) afname
(dat zij) afnemen(dat zij) afnamen
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afnemend, afnemende(zijn) afgenomen

Voorbeelden van gebruik

Na verloop van tijd nam het aantal Spanjaarden dat op Curaçao woonde, af.

Vertalingen

Duitsermäßigen
Engelsdiminish; decrease
Esperantoplimalgrandiĝi
Saterfriesferminnerje; ounieme