Informatie over het woord minderen (Nederlands → Esperanto: plietiĝi)

Synoniemen: afnemen, kleiner worden, minder worden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈmɪndərə(n)/
Afbrekingmin·de·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) minder(ik) minderde
(jij) mindert(jij) minderde
(hij) mindert(hij) minderde
(wij) minderen(wij) minderden
(jullie) minderen(jullie) minderden
(gij) mindert(gij) minderdet
(zij) minderen(zij) minderden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) mindere(dat ik) minderde
(dat jij) mindere(dat jij) minderde
(dat hij) mindere(dat hij) minderde
(dat wij) minderen(dat wij) minderden
(dat jullie) minderen(dat jullie) minderden
(dat gij) minderet(dat gij) minderdet
(dat zij) minderen(dat zij) minderden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
mindermindert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
minderend, minderende(zijn) geminderd

Vertalingen

Engelsdecrease; diminish
Esperantoplietiĝi