Informatie over het woord brok (Nederlands → Esperanto: peco)

Synoniemen: bonk, eindje, stuk

Woordsoortzelfstandig naamwoord
Uitspraak/brɔk/
Afbrekingbrok
Geslachtonzijdig
Meervoudbrokken

Verkleinwoord
EnkelvoudMeervoud
brokjebrokjes

Voorbeelden van gebruik

Al spoedig stelde ik mezelf gerust met de gedachte dat het alleen maar een gigantisch brok steen was.
Hij zocht twee brokken hout en bond die onder zijn schoenen.
Ik kreeg een brok pastei en een fles wijn.

Vertalingen

Afrikaansstuk
Catalaansboci; peça; tros
Deensstykke
DuitsFleck; Stück
Engelsbit; lump; piece; chunk
Engels (Oudengels)stycce
Esperantopeco
Faeröersmoli; petti; stubbi; stykki
Finspala
Fransfragment; morceau; pan; pièce
Italiaanspezzo
Papiamentspida
Portugeesbocado; naco; pedaço
SaterfriesBrokke; Fläk; Klüüte; Knibbelke; Kroume; Moal; Stuk; Stuk
Schots-Gaelischpìos
Spaansparte; pedazo; pieza; trozo
Srananpisi
Swahilikipande
Tsjechischčást; kousek; kus
Westerlauwers Frieshompke
Zweedsbit