Synoniemen: voorbeschikken, voorbestemmen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /predɛstiˈnerə(n)/ |
---|
Afbreking | pre·des·ti·ne·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) predestineer | (ik) predestineerde |
(jij) predestineert | (jij) predestineerde |
(hij) predestineert | (hij) predestineerde |
(wij) predestineren | (wij) predestineerden |
(jullie) predestineren | (jullie) predestineerden |
(gij) predestineert | (gij) predestineerdet |
(zij) predestineren | (zij) predestineerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) predestinere | (dat ik) predestineerde |
(dat jij) predestinere | (dat jij) predestineerde |
(dat hij) predestinere | (dat hij) predestineerde |
(dat wij) predestineren | (dat wij) predestineerden |
(dat jullie) predestineren | (dat jullie) predestineerden |
(dat gij) predestineret | (dat gij) predestineerdet |
(dat zij) predestineren | (dat zij) predestineerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
predestineer | predestineert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
predestinerend, predestinerende | (hebben) gepredestineerd |