Informatie over het woord zuigen (Nederlands → Esperanto: mamsuĉi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈzœy̯ɣə(n)/
Afbrekingzui·gen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) zuig(ik) zoog
(jij) zuigt(jij) zoog
(hij) zuigt(hij) zoog
(wij) zuigen(wij) zogen
(jullie) zuigen(jullie) zogen
(gij) zuigt(gij) zoogt
(zij) zuigen(zij) zogen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) zuige(dat ik) zoge
(dat jij) zuige(dat jij) zoge
(dat hij) zuige(dat hij) zoge
(dat wij) zuigen(dat wij) zogen
(dat jullie) zuigen(dat jullie) zogen
(dat gij) zuiget(dat gij) zoget
(dat zij) zuigen(dat zij) zogen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
zuigzuigt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
zuigend, zuigende(hebben) gezogen

Vertalingen

Esperantomamsuĉi
Franstéter
Portugeesmamar
Spaansmamar