Synoniemen: opmaken, verdoen, verklungelen, verknoeien, verkwisten, vermorsen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /vərˈspɪlə(n)/ |
---|
Afbreking | ver·spil·len |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) verspil | (ik) verspilde |
(jij) verspilt | (jij) verspilde |
(hij) verspilt | (hij) verspilde |
(wij) verspillen | (wij) verspilden |
(jullie) verspillen | (jullie) verspilden |
(gij) verspilt | (gij) verspildet |
(zij) verspillen | (zij) verspilden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) verspille | (dat ik) verspilde |
(dat jij) verspille | (dat jij) verspilde |
(dat hij) verspille | (dat hij) verspilde |
(dat wij) verspillen | (dat wij) verspilden |
(dat jullie) verspillen | (dat jullie) verspilden |
(dat gij) verspillet | (dat gij) verspildet |
(dat zij) verspillen | (dat zij) verspilden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
verspil | verspilt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
verspillend, verspillende | (hebben) verspild |
Laten we dan geen tijd verspillen.
Maar verspil hem niet wat hij is uiterst kostbaar.
Baojian verspilde geen tijd in Golsse.
Hij verspilt juist om de voorkomen dat jíj dat zal verspillen.