Informatie over het woord dralen (Nederlands → Esperanto: malrapidi)

Synoniemen: leuteren, talmen, teuten, toeven, treuzelen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdralə(n)/
Afbrekingdra·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) draal(ik) draalde
(jij) draalt(jij) draalde
(hij) draalt(hij) draalde
(wij) dralen(wij) draalden
(jullie) dralen(jullie) draalden
(gij) draalt(gij) draaldet
(zij) dralen(zij) draalden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) drale(dat ik) draalde
(dat jij) drale(dat jij) draalde
(dat hij) drale(dat hij) draalde
(dat wij) dralen(dat wij) draalden
(dat jullie) dralen(dat jullie) draalden
(dat gij) dralet(dat gij) draaldet
(dat zij) dralen(dat zij) draalden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
draaldraalt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
dralend, dralende(hebben) gedraald

Voorbeelden van gebruik

Ze bleef even dralen en staarde naar de open deur.
Pastor Umphred draalde nog, maar er werd niet op aangedrongen dat hij zou blijven en dus vertrok ook hij.

Vertalingen

Duitszögern
Engelsdelay; tarry
Esperantomalrapidi; lanti