Informatie over het woord demonteren (Nederlands → Esperanto: malmunti)

Synoniemen: uiteennemen, uit elkaar nemen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/demɔnˈterə(n)/
Afbrekingde·mon·te·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) demonteer(ik) demonteerde
(jij) demonteert(jij) demonteerde
(hij) demonteert(hij) demonteerde
(wij) demonteren(wij) demonteerden
(jullie) demonteren(jullie) demonteerden
(gij) demonteert(gij) demonteerdet
(zij) demonteren(zij) demonteerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) demontere(dat ik) demonteerde
(dat jij) demontere(dat jij) demonteerde
(dat hij) demontere(dat hij) demonteerde
(dat wij) demonteren(dat wij) demonteerden
(dat jullie) demonteren(dat jullie) demonteerden
(dat gij) demonteret(dat gij) demonteerdet
(dat zij) demonteren(dat zij) demonteerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
demonteerdemonteert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
demonterend, demonterende(hebben) gedemonteerd

Voorbeelden van gebruik

We begonnen het paneel te demonteren.
Ik heb allebei de kranen laten demonteren en grondig laten onderzoeken.

Vertalingen

Engelstake apart; dismantle
Esperantomalmunti
Papiamentsdemontá; desarmá
Portugeesdesmontar
Spaansdemontar
Westerlauwers Friesdemontearje