Synoniemen: afkeuren, afkraken, berispen, gispen, wraken, kleineren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈlakə(n)/ |
---|
Afbreking | la·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) laak | (ik) laakte |
(jij) laakt | (jij) laakte |
(hij) laakt | (hij) laakte |
(wij) laken | (wij) laakten |
(jullie) laken | (jullie) laakten |
(gij) laakt | (gij) laaktet |
(zij) laken | (zij) laakten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) lake | (dat ik) laakte |
(dat jij) lake | (dat jij) laakte |
(dat hij) lake | (dat hij) laakte |
(dat wij) laken | (dat wij) laakten |
(dat jullie) laken | (dat jullie) laakten |
(dat gij) laket | (dat gij) laaktet |
(dat zij) laken | (dat zij) laakten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
laak | laakt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
lakend, lakende | (hebben) gelaakt |