Synoniemen: afzetten, buiten werking stellen, stilzetten
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ˈstɔpzɛtə(n)/ |
---|
Afbreking | stop·zet·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) zet stop | (ik) zette stop |
(jij) zet stop | (jij) zette stop |
(hij) zet stop | (hij) zette stop |
(wij) zetten stop | (wij) zetten stop |
(jullie) zetten stop | (jullie) zetten stop |
(gij) zet stop | (gij) zettet stop |
(zij) zetten stop | (zij) zetten stop |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) stopzette | (dat ik) stopzette |
(dat jij) stopzette | (dat jij) stopzette |
(dat hij) stopzette | (dat hij) stopzette |
(dat wij) stopzetten | (dat wij) stopzetten |
(dat jullie) stopzetten | (dat jullie) stopzetten |
(dat gij) stopzettet | (dat gij) stopzettet |
(dat zij) stopzetten | (dat zij) stopzetten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
zet stop | zet stop |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
stopzettend, stopzettende | (hebben) stopgezet |