Informatie over het woord angeben (Duits → Esperanto: fanfaroni)

Synoniemen: ausposaunen, prahlen, aufschneiden, sich brüsten

Uitspraak/ˈanɡeːbən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) gebe an(ich) gab an
(du) gibst an(du) gabst an
(er) gibt an(er) gab an
(wir) geben an(wir) gaben an
(ihr) gebt an(ihr) gabt an
(sie) geben an(sie) gaben an
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ich) gebe an(ich) gäbe an
(du) gebest an(du) gäbest an
(er) gebe an(er) gäbe an
(wir) geben an(wir) gäben an
(ihr) gebet an(ihr) gäbet an
(sie) geben an(sie) gäben an
Gebiedende wijs
(du) gib an
(ihr) gebt an
geben Sie an
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
angebend(haben) angegeben

Vertalingen

Afrikaansspog
Catalaansfanfarronejar
Deensprale
Engelsboast
Esperantofanfaroni
Faeröersreypa
Fransfaire le malin; fanfarroner
IJslandsgorta; skruma
Nederlandsbluffen; ophakken; opscheppen; pochen; snoeven; snorken; stoffen; zwetsen; grootspreken; opsnijden
Noorsskryte
Papiamentsblòf
Portugeesfanfarrear
Saterfriesbroaskje; flunkerje; kropje; proalje
Spaansfanfarronear; jactarse
Zweedsskryta