Informatie over het woord ontslaan (Nederlands → Esperanto: maldungi)

Synoniemen: afdanken, afmonsteren, opzeggen, zijn congé geven

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɔntˈslan/
Afbrekingont·slaan

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ontsla(ik) ontsloeg
(jij) ontslaat(jij) ontsloeg
(hij) ontslaat(hij) ontsloeg
(wij) ontslaan(wij) ontsloegen
(jullie) ontslaan(jullie) ontsloegen
(gij) ontslaat(gij) ontsloegt
(zij) ontslaan(zij) ontsloegen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ontsla(dat ik) ontsloege
(dat jij) ontsla(dat jij) ontsloege
(dat hij) ontsla(dat hij) ontsloege
(dat wij) ontslaan(dat wij) ontsloegen
(dat jullie) ontslaan(dat jullie) ontsloegen
(dat gij) ontslaat(dat gij) ontsloeget
(dat zij) ontslaan(dat zij) ontsloegen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ontslaontslaat
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ontslaand, ontslaande(hebben) ontslagen

Voorbeelden van gebruik

Ik moet terug naar het schip om Cugel te ontslaan, aangezien dat uw verlangen is.
Zeg maar tegen meneer Tannahill dat hij me niet kan ontslaan.
Spanje maakte bekend 13.000 ambtenaren te zullen ontslaan.
Daarom ontsla ik je op staande voet.

Vertalingen

Afrikaansafdank; ontslaan
Deensafskedige
Duitsentlassen; aus dem Dienst entlassen
Engelsdischarge; dismiss; fire; sack; lay off
Esperantomaldungi
Franslicencier; renvoyer
Portugeesdespedir
Saterfriesäntläite
Spaansdespedir
Tsjechischpropustit
Westerlauwers Friesdien jaan