Informatie over het woord smeren (Nederlands → Esperanto: lubriki)

Synoniemen: doorsmeren, invetten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsmerə(n)/
Afbrekingsme·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smeer(ik) smeerde
(jij) smeert(jij) smeerde
(hij) smeert(hij) smeerde
(wij) smeren(wij) smeerden
(jullie) smeren(jullie) smeerden
(gij) smeert(gij) smeerdet
(zij) smeren(zij) smeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smere(dat ik) smeerde
(dat jij) smere(dat jij) smeerde
(dat hij) smere(dat hij) smeerde
(dat wij) smeren(dat wij) smeerden
(dat jullie) smeren(dat jullie) smeerden
(dat gij) smeret(dat gij) smeerdet
(dat zij) smeren(dat zij) smeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smeersmeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smerend, smerende(hebben) gesmeerd

Vertalingen

Catalaanslubricar; lubrificar
Engelslubricate
Esperantolubriki
Faeröerssmyrja
Spaansaceitar; engrasar; lubrificar