Synoniemen: afwikkelen, opheffen, solveren
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /likʋiˈdeːrə(n)/ |
---|
Afbreking | li·qui·de·ren |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) liquideer | (ik) liquideerde |
(jij) liquideert | (jij) liquideerde |
(hij) liquideert | (hij) liquideerde |
(wij) liquideren | (wij) liquideerden |
(jullie) liquideren | (jullie) liquideerden |
(gij) liquideert | (gij) liquideerdet |
(zij) liquideren | (zij) liquideerden |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) liquidere | (dat ik) liquideerde |
(dat jij) liquidere | (dat jij) liquideerde |
(dat hij) liquidere | (dat hij) liquideerde |
(dat wij) liquideren | (dat wij) liquideerden |
(dat jullie) liquideren | (dat jullie) liquideerden |
(dat gij) liquideret | (dat gij) liquideerdet |
(dat zij) liquideren | (dat zij) liquideerden |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
liquideer | liquideert |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
liquiderend, liquiderende | (hebben) geliquideerd |