Informatie over het woord bevrijden (Nederlands → Esperanto: liberigi)

Synoniemen: afhelpen, loslaten, verlossen, vrijmaken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈvrɛi̯də(n)/
Afbrekingbe·vrij·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bevrij, bevrijd(ik) bevrijdde
(jij) bevrijdt(jij) bevrijdde
(hij) bevrijdt(hij) bevrijdde
(wij) bevrijden(wij) bevrijdden
(jullie) bevrijden(jullie) bevrijdden
(gij) bevrijdt(gij) bevrijddet
(zij) bevrijden(zij) bevrijdden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bevrijde(dat ik) bevrijdde
(dat jij) bevrijde(dat jij) bevrijdde
(dat hij) bevrijde(dat hij) bevrijdde
(dat wij) bevrijden(dat wij) bevrijdden
(dat jullie) bevrijden(dat jullie) bevrijdden
(dat gij) bevrijdet(dat gij) bevrijddet
(dat zij) bevrijden(dat zij) bevrijdden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
bevrij, bevrijdbevrijdt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bevrijdend, bevrijdende(hebben) bevrijd

Voorbeelden van gebruik

Ik moet hem bevrijden en dan moeten we hier zo vlug mogelijk vandaan!
Nu dan, bevrijd mij van deze kettingen zodat ik naar de telefoon kan lopen.
Eerder deze week werden ook al honderden jezidi’s, leden van een Koerdische geloofsgemeenschap, bevrijd.

Vertalingen

Albaneesçliroj
Deensfrigive
Duitsbefreien; entledigen; erledigen; freilassen; freimachen
Engelsrelease; free; liberate
Esperantoliberigi
Faeröersbjarga; fría
Fransdélivrer; libérer; réformer; relâcher
Italiaansliberare
Latijnliberare
Papiamentslibra
Spaanslibertar; poner en libertad
Thaisปล่อย
Westerlauwers Friesbefrije; ferlosse; frijlitte
Zweedsbefria; fria