Informo pri la vorto leren (nederlanda → esperanto: lerni)

Sinonimo: aanleren

Vortspecoverbo
Prononco/ˈleːrə(n)/
Dividole·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) leer(ik) leerde
(jij) leert(jij) leerde
(hij) leert(hij) leerde
(wij) leren(wij) leerden
(jullie) leren(jullie) leerden
(gij) leert(gij) leerdet
(zij) leren(zij) leerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) lere(dat ik) leerde
(dat jij) lere(dat jij) leerde
(dat hij) lere(dat hij) leerde
(dat wij) leren(dat wij) leerden
(dat jullie) leren(dat jullie) leerden
(dat gij) leret(dat gij) leerdet
(dat zij) leren(dat zij) leerden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
leerleert
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
lerend, lerende(hebben) geleerd

Uzekzemploj

De taal HTML is makkelijk te leren.
Ik moet hun taal leren spreken.
Hij was in staat met onze leiders in contact te komn door middel van methoden die hij van Dworkin had geleerd.

Tradukoj

afrikansoleer
albanamësoj
anglalearn
angla (malnovangla)leornian
ĉeĥanaučit se; učit se
danalære
esperantolerni
feroalæra; nema
finnaoppia
francaapprendre
germanalernen
havajaaʻo
hispanaaprender
hungaratanul
islandalæra
italaimparare
katalunaaprendre
kimradysgu
malajabelajar
norvegalære
papiamentosiña
platgermanaleyren
polauczyć się
portugalaaprender
rumanaînvăța; se instrui
saterlanda frizonaleere
skotalearn
surinamaleri
svedalära
tajaเรียน
turkaöğrenmek