Informatie over het woord ruziën (Nederlands → Esperanto: kvereli)

Synoniemen: herrie maken, kiften, kijven, krakelen, ruzie maken, woorden hebben, ruzie hebben

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈryzijə(n)/
Afbrekingru·zi·en

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ruzie(ik) ruziede
(jij) ruziet(jij) ruziede
(hij) ruziet(hij) ruziede
(wij) ruziën(wij) ruzieden
(jullie) ruziën(jullie) ruzieden
(gij) ruziet(gij) ruziedet
(zij) ruziën(zij) ruzieden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ruzie(dat ik) ruziede
(dat jij) ruzie(dat jij) ruziede
(dat hij) ruzie(dat hij) ruziede
(dat wij) ruziën(dat wij) ruzieden
(dat jullie) ruziën(dat jullie) ruzieden
(dat gij) ruziët(dat gij) ruziedet
(dat zij) ruziën(dat zij) ruzieden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ruzieruziet
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ruziënd, ruziënde(hebben) geruzied

Voorbeelden van gebruik

De 28 NAVO‐staten ruziën echter nog steeds over een militaire operatie die moet toezien op naleving van het vliegverbod boven Libië.
Hugo werd wakker van het geluid van ruziënde stemmen en ging naar de brug.
De twee ruzieden al weken.
Dan kom je in de situatie terecht waarin er gewoon geruzied wordt over importheffingen

Vertalingen

Afrikaanswoorde hê
Catalaansbarallar‐se; disputar
Deensskændes
DuitsStreit haben; streiten; sich streiten; sich zanken
Engelsquarrel
Esperantokvereli
Faeröersdeilast; keglast
Fransse disputer; se quereller
IJslandsrífast
Maleisberbantah
Noorstrette; krangle
Papiamentspleita
Poolskłócić się
Portugeesaltercar; porfiar; querelar
Spaansdisputar; reñir
Turksatışmak
Zweedsgräla; tvista