Informatie over het woord krijsen (Nederlands → Esperanto: kriĉi)

Synoniem:

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈkrɛi̯sə(n)/
Afbrekingkrij·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) krijs(ik) krees, krijste
(jij) krijst(jij) krees, krijste
(hij) krijst(hij) krees, krijste
(wij) krijsen(wij) kresen, krijsten
(jullie) krijsen(jullie) kresen, krijsten
(gij) krijst(gij) kreest, krijstet
(zij) krijsen(zij) kresen, krijsten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) krijse(dat ik) krese, krijste
(dat jij) krijse(dat jij) krese, krijste
(dat hij) krijse(dat hij) krese, krijste
(dat wij) krijsen(dat wij) kresen, krijsten
(dat jullie) krijsen(dat jullie) kresen, krijsten
(dat gij) krijset(dat gij) kreset, krijstet
(dat zij) krijsen(dat zij) kresen, krijsten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
krijskrijst
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
krijsend, krijsende(hebben) gekresen, gekrijst

Voorbeelden van gebruik

In het dichte bos krijsten dieren.
Het meisje begon te krijsen en nam de vlucht.
De professor deinsde achteruit, terwijl hij in een onbekende taal verviel en de oude Hocus Pas begon krijsend rond te springen.
Thralk krijste en sloot zijn vingers om het zwaard om zich te bevrijden.

Vertalingen

Duitskreischen
Engelsscreech
Esperantokriĉi
Faeröershvína
Franschanter; striduler
Spaansestridular; gañir