Informatie over het woord nameten (Nederlands → Esperanto: kontrolmezuri)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈnametə(n)/
Afbrekingna·me·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) meet na(ik) mat na
(jij) meet na(jij) mat na
(hij) meet na(hij) mat na
(wij) meten na(wij) maten na
(jullie) meten na(jullie) maten na
(gij) meet na(gij) mat na
(zij) meten na(zij) maten na
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) namete(dat ik) namate
(dat jij) namete(dat jij) namate
(dat hij) namete(dat hij) namate
(dat wij) nameten(dat wij) namaten
(dat jullie) nameten(dat jullie) namaten
(dat gij) nametet(dat gij) namatet
(dat zij) nameten(dat zij) namaten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
meet nameet na
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
nametend, nametende(hebben) nagemeten

Vertalingen

Esperantokontrolmezuri