Informatie over het woord smokkelen (Nederlands → Esperanto: kontrabandi)

Synoniem: sluiken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈsmɔkələ(n)/
Afbrekingsmok·ke·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) smokkel(ik) smokkelde
(jij) smokkelt(jij) smokkelde
(hij) smokkelt(hij) smokkelde
(wij) smokkelen(wij) smokkelden
(jullie) smokkelen(jullie) smokkelden
(gij) smokkelt(gij) smokkeldet
(zij) smokkelen(zij) smokkelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) smokkele(dat ik) smokkelde
(dat jij) smokkele(dat jij) smokkelde
(dat hij) smokkele(dat hij) smokkelde
(dat wij) smokkelen(dat wij) smokkelden
(dat jullie) smokkelen(dat jullie) smokkelden
(dat gij) smokkelet(dat gij) smokkeldet
(dat zij) smokkelen(dat zij) smokkelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
smokkelsmokkelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
smokkelend, smokkelende(hebben) gesmokkeld

Voorbeelden van gebruik

Diamanten zijn klein en kunnen gemakkelijk van het ene land naar het andere worden gesmokkeld, veel beter dan contant geld, dat kunt u zich wel voorstellen.

Vertalingen

Duitsschmuggeln
Engelssmuggle
Esperantokontrabandi
Portugeescontrabandear
Welssmyglio
Zweedssmuggla