Informatie over het woord slijpen (Nederlands → Esperanto: akrigi)

Synoniemen: aanzetten, scherpen, wetten

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslɛi̯pə(n)/
Afbrekingslij·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) slijp(ik) sleep
(jij) slijpt(jij) sleep
(hij) slijpt(hij) sleep
(wij) slijpen(wij) slepen
(jullie) slijpen(jullie) slepen
(gij) slijpt(gij) sleept
(zij) slijpen(zij) slepen
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) slijpe(dat ik) slepe
(dat jij) slijpe(dat jij) slepe
(dat hij) slijpe(dat hij) slepe
(dat wij) slijpen(dat wij) slepen
(dat jullie) slijpen(dat jullie) slepen
(dat gij) slijpet(dat gij) slepet
(dat zij) slijpen(dat zij) slepen
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slijpslijpt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
slijpend, slijpende(hebben) geslepen

Voorbeelden van gebruik

Trouwens, de figuur die dat mes zat te slijpen, is verdwenen.
Verder zag ik een oud, vergeeld stuk perkament en een zorgvuldig geslepen ganzeveer.

Vertalingen

Afrikaansslyp; wet; skerpmaak
Catalaansafilar; aguditzar; agusar; esmolar; estimular
Duitsschleifen; wetzen; scharf machen; schärfen; spitzen
Engelssharpen; whet
Esperantoakrigi
Faeröershvessa
Fransaffiler; afluter; aiguiser
Hongaarsélesít
IJslandsbrýna; hvessa; skarpa
Latijnacuere
Portugeesacerar; afiar; aguçar
Saterfriessliepe; wätje
Schotsaaber up
Spaansafilar
Sranansrapu
Tsjechischbrousit; nabrousit; naostřit; ostřit
Turksbilemek
Zweedsskärpa; slipa