Informatie over het woord belasten (Nederlands → Esperanto: imposti)

Synoniemen: aanslaan, belasting heffen op, veraccijnzen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈlɑstə(n)/
Afbrekingbe·las·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) belast(ik) belastte
(jij) belast(jij) belastte
(hij) belast(hij) belastte
(wij) belasten(wij) belastten
(jullie) belasten(jullie) belastten
(gij) belast(gij) belasttet
(zij) belasten(zij) belastten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) belaste(dat ik) belastte
(dat jij) belaste(dat jij) belastte
(dat hij) belaste(dat hij) belastte
(dat wij) belasten(dat wij) belastten
(dat jullie) belasten(dat jullie) belastten
(dat gij) belastet(dat gij) belasttet
(dat zij) belasten(dat zij) belastten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
belastbelast
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
belastend, belastende(hebben) belast

Vertalingen

Duitsbesteuern; Steuer auferlegen; Steuern auferlegen
Engelstax
Esperantoimposti
Fransimposer
Italiaanstassare
Portugeesonerar com imposto
Spaansimponer
Turksvergi koymak
Welstrethu
Westerlauwers Friesbelêste
Zweedstaxera