Synoniemen: aanslaan, belasting heffen op, veraccijnzen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /bəˈlɑstə(n)/ |
---|
Afbreking | be·las·ten |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) belast | (ik) belastte |
(jij) belast | (jij) belastte |
(hij) belast | (hij) belastte |
(wij) belasten | (wij) belastten |
(jullie) belasten | (jullie) belastten |
(gij) belast | (gij) belasttet |
(zij) belasten | (zij) belastten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) belaste | (dat ik) belastte |
(dat jij) belaste | (dat jij) belastte |
(dat hij) belaste | (dat hij) belastte |
(dat wij) belasten | (dat wij) belastten |
(dat jullie) belasten | (dat jullie) belastten |
(dat gij) belastet | (dat gij) belasttet |
(dat zij) belasten | (dat zij) belastten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
belast | belast |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
belastend, belastende | (hebben) belast |