Informatie over het woord accapareren (Nederlands → Esperanto: akapari)

Synoniemen: beslag leggen op, opkopen, zich meester maken van, zich toeëigenen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɑkapaˈreːrə(n)/
Afbrekingac·ca·pa·re·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) accapareer(ik) accapareerde
(jij) accapareert(jij) accapareerde
(hij) accapareert(hij) accapareerde
(wij) accapareren(wij) accapareerden
(jullie) accapareren(jullie) accapareerden
(gij) accapareert(gij) accapareerdet
(zij) accapareren(zij) accapareerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) accaparere(dat ik) accapareerde
(dat jij) accaparere(dat jij) accapareerde
(dat hij) accaparere(dat hij) accapareerde
(dat wij) accapareren(dat wij) accapareerden
(dat jullie) accapareren(dat jullie) accapareerden
(dat gij) accapareret(dat gij) accapareerdet
(dat zij) accapareren(dat zij) accapareerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
accapareeraccapareert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
accaparerend, accaparerende(hebben) geaccapareerd

Vertalingen

Catalaansacaparar
Duitsaufkaufen und horten; hamstern
Engelscorner; corner the market; monopolize
Esperantoakapari; foraĉeti
Faeröersleggja undir seg
Fransaccaparer; monopoliser
Italiaansaccaparrare
Portugeesabarcar; açambarcar; fazer truste
Saterfriesapkoopje
Spaansacaparar