Informatie over het woord weifelen (Nederlands → Esperanto: heziti)

Synoniemen: aarzelen, dubben, schoorvoeten, schromen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈʋɛi̯fələ(n)/
Afbrekingwei·fe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) weifel(ik) weifelde
(jij) weifelt(jij) weifelde
(hij) weifelt(hij) weifelde
(wij) weifelen(wij) weifelden
(jullie) weifelen(jullie) weifelden
(gij) weifelt(gij) weifeldet
(zij) weifelen(zij) weifelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) weifele(dat ik) weifelde
(dat jij) weifele(dat jij) weifelde
(dat hij) weifele(dat hij) weifelde
(dat wij) weifelen(dat wij) weifelden
(dat jullie) weifelen(dat jullie) weifelden
(dat gij) weifelet(dat gij) weifeldet
(dat zij) weifelen(dat zij) weifelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
weifelweifelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
weifelend, weifelende(hebben) geweifeld

Voorbeelden van gebruik

Ik wilde zelf gaan, maar weifelde, daar ik wist dat er tot mijn terugkomst over vier dagen niet gewerkt zou worden.
Hij weifelde tussen de hal en de verlichte kelder.
Traz Onmale keek weifelend naar Reith.
„Het bedrag lijkt me wat aan de lage kant”, zei Cugel weifelend.

Vertalingen

Catalaanshesitar; mostrar indecisió; titubejar
Deenstøve
Duitsschwanken; zaudern; zögern; unschlüssig sein; stocken
Engelshesitate; falter; vacillate; waver; demur
Esperantoheziti; ŝanceliĝi
Faeröersdrála
Fransbarguigner; hésiter
Italiaansesitare; titubare
Papiamentsduda; titubiá
Poolswahać się
Portugeeshesitar; vacilar
Roemeensezita
Saterfriesnulje; suumje; swonkje; tuntelje
Spaanstitubear; vacilar
Sranandraydray; gunya
Thaisลังเล
Tsjechischváhat
Westerlauwers Friesskytskoarje; wifkje
Zweedstveka