Informo pri la vorto hebben (nederlanda → esperanto: havi)

Vortspecoverbo
Prononco/ɦɛbə(n)/
Dividoheb·ben

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) heb(ik) had
(jij) hebt(jij) had
(hij) heeft(hij) had
(wij) hebben(wij) hadden
(jullie) hebben(jullie) hadden
(gij) hebt(gij) hadt
(zij) hebben(zij) hadden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) hebbe(dat ik) hadde
(dat jij) hebbe(dat jij) hadde
(dat hij) hebbe(dat hij) hadde
(dat wij) hebben(dat wij) hadden
(dat jullie) hebben(dat jullie) hadden
(dat gij) hebbet(dat gij) haddet
(dat zij) hebben(dat zij) hadden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
hebhebt
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
hebbend, hebbende(hebben) gehad

Uzekzemploj

Hoeveel paar schoenen heb jij?
Hebt u soms geheime bronnen van inkomsten?
Ik heb geen geld meer.
Braz hebbe zijn ziel!
Weet je zeker dat je dit filigraan niet hebben wilt?
Een in Nederland wonende vrouw heeft een tweede huis in Zwitserland.

Tradukoj

afrikanso
anglahave; have got
angla (malnovangla)habban
ĉeĥamít
danahave
esperantohavi
feroahava
finnaomistaa
francaavoir
germanahaben; besitzen
hispanaposeer; tener
islandahafa
italaavere
jamajka-kreolahav; av
jidaהאָבן
kabiliael; sɛu
katalunahaver; tenir
latinohabere
luksemburgiahunn
malajaada
norvegaha
okcidenta frizonahawwe
papiamentotin
platgermanahevven; hebben
polamieć
portugalater
rumanaavea
saterlanda frizonabesitte; häbe
skotahae
surinamaabi
svahilo‐na
svedaha; hava
tajaมี