Informo pri la vorto aanbikken (nederlanda → esperanto: hakmarki)

Vortspecoverbo
Prononco/ˈambɪkə(n)/
Dividoaan·bik·ken

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) bik aan(ik) bikte aan
(jij) bikt aan(jij) bikte aan
(hij) bikt aan(hij) bikte aan
(wij) bikken aan(wij) bikten aan
(jullie) bikken aan(jullie) bikten aan
(gij) bikt aan(gij) biktet aan
(zij) bikken aan(zij) bikten aan
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) aanbikke(dat ik) aanbikte
(dat jij) aanbikke(dat jij) aanbikte
(dat hij) aanbikke(dat hij) aanbikte
(dat wij) aanbikken(dat wij) aanbikten
(dat jullie) aanbikken(dat jullie) aanbikten
(dat gij) aanbikket(dat gij) aanbiktet
(dat zij) aanbikken(dat zij) aanbikten
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
bik aanbikt aan
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
aanbikkend, aanbikkende(hebben) aangebikt

Tradukoj

esperantohakmarki