Informatie over het woord droppelen (Nederlands → Esperanto: guti)

Synoniemen: druipen, druppelen, druppen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdrɔpələ(n)/
Afbrekingdrop·pe·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) droppelt(hij) droppelde
(zij) droppelen(zij) droppelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) droppele(dat hij) droppelde
(dat zij) droppelen(dat zij) droppelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
droppelend, droppelende(hebben/zijn) gedroppeld

Vertalingen

Catalaansdegotar; gotejar
Duitsträufeln; triefen; tropfen
Engelsdrip
Esperantoguti
Portugeespingar
Saterfriesdrauelje; drupje; drüppelje; siepelje; siepje
Zweedsdroppa