Informatie over het woord strijken (Nederlands → Esperanto: froteti)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈstrɛi̯kə(n)/
Afbrekingstrij·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) strijk(ik) streek
(jij) strijkt(jij) streek
(hij) strijkt(hij) streek
(wij) strijken(wij) streken
(jullie) strijken(jullie) streken
(gij) strijkt(gij) streekt
(zij) strijken(zij) streken
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) strijke(dat ik) streke
(dat jij) strijke(dat jij) streke
(dat hij) strijke(dat hij) streke
(dat wij) strijken(dat wij) streken
(dat jullie) strijken(dat jullie) streken
(dat gij) strijket(dat gij) streket
(dat zij) strijken(dat zij) streken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
strijkstrijkt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
strijkend, strijkende(hebben) gestreken

Voorbeelden van gebruik

De commodore streek nadenkend over zijn kin.
Conan streek over het gevest van zijn zwaard.
Strijk eens met je hand langs de muur,” zei ik, „dan kun je de salpeter voelen.”

Vertalingen

Duitsstreichen; streichen über; leicht reiben
Engelsstrike
Esperantofroteti
Saterfriesstrieke
Spaansrozar