Informatie over het woord wegbreken (Nederlands → Esperanto: forrompi)

Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) breek weg(ik) brak weg
(jij) breekt weg(jij) brak weg
(hij) breekt weg(hij) brak weg
(wij) breken weg(wij) braken weg
(jullie) breken weg(jullie) braken weg
(gij) breekt weg(gij) braakt weg
(zij) breken weg(zij) braken weg
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) wegbreke(dat ik) wegbrake
(dat jij) wegbreke(dat jij) wegbrake
(dat hij) wegbreke(dat hij) wegbrake
(dat wij) wegbreken(dat wij) wegbraken
(dat jullie) wegbreken(dat jullie) wegbraken
(dat gij) wegbreket(dat gij) wegbraket
(dat zij) wegbreken(dat zij) wegbraken
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
breek wegbreekt weg
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
wegbrekend, wegbrekende(hebben) weggebroken

Vertalingen

Esperantoforrompi