Informatie over het woord opvreten (Nederlands → Esperanto: formanĝigi)

Synoniemen: opvoeren, verslinden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpfretə(n)/
Afbrekingop·vre·ten

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) vreet op(ik) vrat op
(jij) vreet op(jij) vrat op
(hij) vreet op(hij) vrat op
(wij) vreten op(wij) vraten op
(jullie) vreten op(jullie) vraten op
(gij) vreet op(gij) vraat op
(zij) vreten op(zij) vraten op
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) opvrete(dat ik) opvrate
(dat jij) opvrete(dat jij) opvrate
(dat hij) opvrete(dat hij) opvrate
(dat wij) opvreten(dat wij) opvraten
(dat jullie) opvreten(dat jullie) opvraten
(dat gij) opvretet(dat gij) opvratet
(dat zij) opvreten(dat zij) opvraten
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
opvretend, opvretende(hebben) opgevreten

Vertalingen

Esperantoformanĝigi; devori