Informo pri la vorto fluctueren (nederlanda → esperanto: fluktui)

Sinonimoj: op en neer gaan, schommelen

Vortspecoverbo
Prononco/flɵktyˈʋerə(n)/
Dividofluc·tu·e·ren

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(hij) fluctueert(hij) fluctueerde
(zij) fluctueren(zij) fluctueerden
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat hij) fluctuere(dat hij) fluctueerde
(dat zij) fluctueren(dat zij) fluctueerden
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
fluctuerend, fluctuerende(hebben) gefluctueerd

Tradukoj

anglafluctuate
esperantofluktui
feroaalda; broytast
germanafluktuieren
hispanafluctuar