Informatie over het woord lappen (Nederlands → Esperanto: fliki)

Synoniemen: boeten, flikken, oplappen, stoppen, verstellen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈlɑpə(n)/
Afbrekinglap·pen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) lap(ik) lapte
(jij) lapt(jij) lapte
(hij) lapt(hij) lapte
(wij) lappen(wij) lapten
(jullie) lappen(jullie) lapten
(gij) lapt(gij) laptet
(zij) lappen(zij) lapten
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) lappe(dat ik) lapte
(dat jij) lappe(dat jij) lapte
(dat hij) lappe(dat hij) lapte
(dat wij) lappen(dat wij) lapten
(dat jullie) lappen(dat jullie) lapten
(dat gij) lappet(dat gij) laptet
(dat zij) lappen(dat zij) lapten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
laplapt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
lappend, lappende(hebben) gelapt

Vertalingen

Catalaansadobar; aparracar; apedaçar; reparar
Deensreparere
Duitsausbessern; flicken
Engelsmend; patch
Esperantofliki
Faeröersbjarva; bøta; pjøssa
Fransrapiécer
Portugeesconsertar; remendar
Saterfriesflikje; lapje; stukje; uutbeeterje
Spaansremendar
Thaisปะ
Tsjechischopravovat; spravovat; vyspravit; záplatovat
Zweedsflicka