Informatie over het woord rush (Engels → Esperanto: rapidi)

Synoniemen: go fast, hurry, hasten, speed, hustle

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ɹɐʃ/
Afbrekingrush

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) rush(I) rushed
(thou) rushest(thou) rushedst
(he) rushes, rusheth(he) rushed
(we) rush(we) rushed
(you) rush(you) rushed
(they) rush(they) rushed
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(I) rush (I) rushed
(thou) rush(thou) rushed
(he) rush(he) rushed
(we) rush(we) rushed
(you) rush(you) rushed
(they) rush(they) rushed
Gebiedende wijs
rush
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
rushingrushed

Voorbeelden van gebruik

The fellow did not rush.

Vertalingen

Deensskynde sig
Duitseilen
Esperantorapidi
Fransse dépêcher
Italiaansaffrettarsi
Nederlandsijlen; jagen; snellen; stuiven
Poolsśpieszyć się
Portugeesapressar‐se
Roemeensse grăbi
Saterfriesbänselje; bruusje; flitskje; gau loope; ielje; joagje; kielje; näidje; tauje; tichelje
Schots-Gaelischgreas
Spaansapresurarse
Westerlauwers Friesjeie