Synoniemen: uitspringen, uitstaan, uitsteken, vooruitspringen
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /voˈrœy̯tstekə(n)/ |
---|
Afbreking | voor·uit·ste·ken |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(hij) steekt vooruit | (hij) stak vooruit |
(zij) steken vooruit | (zij) staken vooruit |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat hij) vooruitsteke | (dat hij) vooruitstake |
(dat zij) vooruitsteken | (dat zij) vooruitstaken |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
vooruitstekend, vooruitstekende | (hebben) vooruitgestoken |