Informo pri la vorto afzenden (nederlanda → esperanto: ekspedi)

Sinonimoj: expediëren, verzenden

Vortspecoverbo
Prononco/ˈɑfsɛndə(n)/
Dividoaf·zen·den

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) zend af(ik) zond af
(jij) zendt af(jij) zond af
(hij) zendt af(hij) zond af
(wij) zenden af(wij) zonden af
(jullie) zenden af(jullie) zonden af
(gij) zendt af(gij) zondt af
(zij) zenden af(zij) zonden af
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) afzende(dat ik) afzonde
(dat jij) afzende(dat jij) afzonde
(dat hij) afzende(dat hij) afzonde
(dat wij) afzenden(dat wij) afzonden
(dat jullie) afzenden(dat jullie) afzonden
(dat gij) afzendet(dat gij) afzondet
(dat zij) afzenden(dat zij) afzonden
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
zend afzendt af
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
afzendend, afzendende(hebben) afgezonden

Tradukoj

angladispatch; send off; ship; forward
danaafsende
esperantoekspedi
feroaavgreiða
francaexpédier
germanaabfertigen; befördern; expedieren; fortsenden; spedieren; absenden; wegschicken; aufgeben; verfrachten; versenden
hispanadespachar; enviar; expedir
katalunaexpedir
okcidenta frizonaôfstjoere
portugalaaviar; despachar; expedir
saterlanda frizonaexpedierje; oufäidigje; skafje; spedierje; wächseende