Informo pri la vorto tekeergaan (nederlanda → esperanto: furiozi)

Sinonimoj: foeteren, fulmineren, razen, tieren, uitvaren

Vortspecoverbo
Prononco/təˈkeːrɣan/
Dividote·keer·gaan

Konjugacio

Indikativo
PrezencoPreterito
(ik) ga tekeer(ik) ging tekeer
(jij) gaat tekeer(jij) ging tekeer
(hij) gaat tekeer(hij) ging tekeer
(wij) gaan tekeer(wij) gingen tekeer
(jullie) gaan tekeer(jullie) gingen tekeer
(gij) gaat tekeer(gij) gingt tekeer
(zij) gaan tekeer(zij) gingen tekeer
Subjunktivo
PrezencoPreterito
(dat ik) tekeerga(dat ik) tekeerginge
(dat jij) tekeerga(dat jij) tekeerginge
(dat hij) tekeerga(dat hij) tekeerginge
(dat wij) tekeergaan(dat wij) tekeergingen
(dat jullie) tekeergaan(dat jullie) tekeergingen
(dat gij) tekeergaat(dat gij) tekeerginget
(dat zij) tekeergaan(dat zij) tekeergingen
Imperativo
Singularo/PluraloPluralo
ga tekeergaat tekeer
Participoj
Prezenca participoPreterita participo
tekeergaand, tekeergaande(zijn) tekeergegaan

Uzekzemploj

Zijn hart bonkte in zijn keel en zijn hoofd voelde alsof iemand er met een moker in tekeerging.

Tradukoj

anglastorm
esperantofuriozi
feroaleika á; leika í
francase déchaîner
germanastürmen; toben; rasen; wüten
grekaαγριεύω
rusaбушевать