Informatie over het woord bespeuren (Nederlands → Esperanto: ekaŭdi)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəspørə(n)/
Afbrekingbe·speu·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) bespeur(ik) bespeurde
(jij) bespeurt(jij) bespeurde
(hij) bespeurt(hij) bespeurde
(wij) bespeuren(wij) bespeurden
(jullie) bespeuren(jullie) bespeurden
(gij) bespeurt(gij) bespeurdet
(zij) bespeuren(zij) bespeurden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) bespeure(dat ik) bespeurde
(dat jij) bespeure(dat jij) bespeurde
(dat hij) bespeure(dat hij) bespeurde
(dat wij) bespeuren(dat wij) bespeurden
(dat jullie) bespeuren(dat jullie) bespeurden
(dat gij) bespeuret(dat gij) bespeurdet
(dat zij) bespeuren(dat zij) bespeurden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
bespeurend, bespeurende(hebben) bespeurd

Vertalingen

Duitsplötzlich vernehmen; plötzlich hören
Engelsdescry; perceive
Esperantoekaŭdi