Informatie over het woord aflossen (Nederlands → Esperanto: amortizi)

Synoniemen: afbetalen, afschrijven, amortiseren, dempen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑflɔsə(n)/
Afbrekingaf·los·sen

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) los af(ik) loste af
(jij) lost af(jij) loste af
(hij) lost af(hij) loste af
(wij) lossen af(wij) losten af
(jullie) lossen af(jullie) losten af
(gij) lost af(gij) lostet af
(zij) lossen af(zij) losten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) aflosse(dat ik) afloste
(dat jij) aflosse(dat jij) afloste
(dat hij) aflosse(dat hij) afloste
(dat wij) aflossen(dat wij) aflosten
(dat jullie) aflossen(dat jullie) aflosten
(dat gij) aflosset(dat gij) aflostet
(dat zij) aflossen(dat zij) aflosten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
los aflost af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
aflossend, aflossende(hebben) afgelost

Voorbeelden van gebruik

Wil je graag extra aflossen op je hypotheek?
Bij een lineaire hypotheek lost u maandelijks een bedrag af.
Ze zou wat schulden kunnen aflossen, niet te veel, want ze had grootse plannen met het geld.

Vertalingen

Catalaansamortitzar
Duitsamortisieren; löschen; abtragen; tilgen; abschreiben; dämpfen; abschwächen
Engelsredeem
Esperantoamortizi
Fransamortir
Italiaansammortizzare
Portugeesamortecer; amortizar
Saterfriesamortisierje
Spaansamortiguar; amortizar
Westerlauwers Friesôflosse; ôfskriuwe