Synoniemen: openmaken, opentrekken
Woordsoort | werkwoord |
---|
Uitspraak | /ɔntˈstɔpə(n)/ |
---|
Afbreking | ont·stop·pen |
---|
Vervoeging
Aantonende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(ik) ontstop | (ik) ontstopte |
(jij) ontstopt | (jij) ontstopte |
(hij) ontstopt | (hij) ontstopte |
(wij) ontstoppen | (wij) ontstopten |
(jullie) ontstoppen | (jullie) ontstopten |
(gij) ontstopt | (gij) ontstoptet |
(zij) ontstoppen | (zij) ontstopten |
Aanvoegende wijs |
---|
Tegenwoordige tijd | Verleden tijd |
---|
(dat ik) ontstoppe | (dat ik) ontstopte |
(dat jij) ontstoppe | (dat jij) ontstopte |
(dat hij) ontstoppe | (dat hij) ontstopte |
(dat wij) ontstoppen | (dat wij) ontstopten |
(dat jullie) ontstoppen | (dat jullie) ontstopten |
(dat gij) ontstoppet | (dat gij) ontstoptet |
(dat zij) ontstoppen | (dat zij) ontstopten |
Gebiedende wijs |
---|
Enkelvoud/Meervoud | Meervoud |
---|
ontstop | ontstopt |
Deelwoorden |
---|
Tegenwoordig deelwoord | Verleden deelwoord |
---|
ontstoppend, ontstoppende | (hebben) ontstopt |