Informatie over het woord ratificeren (Nederlands → Esperanto: ratifiki)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ratifiˈserə(n)/
Afbrekingra·ti·fi·ce·ren

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ratificeer(ik) ratificeerde
(jij) ratificeert(jij) ratificeerde
(hij) ratificeert(hij) ratificeerde
(wij) ratificeren(wij) ratificeerden
(jullie) ratificeren(jullie) ratificeerden
(gij) ratificeert(gij) ratificeerdet
(zij) ratificeren(zij) ratificeerden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) ratificere(dat ik) ratificeerde
(dat jij) ratificere(dat jij) ratificeerde
(dat hij) ratificere(dat hij) ratificeerde
(dat wij) ratificeren(dat wij) ratificeerden
(dat jullie) ratificeren(dat jullie) ratificeerden
(dat gij) ratificeret(dat gij) ratificeerdet
(dat zij) ratificeren(dat zij) ratificeerden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ratificeerratificeert
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
ratificerend, ratificerende(hebben) geratificeerd

Voorbeelden van gebruik

Polen gaat het omstreden ACTA‐verdrag niet ratificeren.

Vertalingen

Engelsratify
Esperantoratifiki; ratifi
Fransratifier
Spaansratificar