Informatie over het woord harden (Nederlands → Esperanto: toleri)

Synoniemen: aanzien, dulden, gedogen, lijden, pikken, toelaten, tolereren, velen, verdragen, kunnen tegen, op zich laten zitten, gelijden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɦɑrdə(n)/
Afbrekinghar·den

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) hard(ik) hardde
(jij) hardt(jij) hardde
(hij) hardt(hij) hardde
(wij) harden(wij) hardden
(jullie) harden(jullie) hardden
(gij) hardt(gij) harddet
(zij) harden(zij) hardden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) harde(dat ik) hardde
(dat jij) harde(dat jij) hardde
(dat hij) harde(dat hij) hardde
(dat wij) harden(dat wij) hardden
(dat jullie) harden(dat jullie) hardden
(dat gij) hardet(dat gij) harddet
(dat zij) harden(dat zij) hardden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
hardhardt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
hardend, hardende(hebben) hehard

Voorbeelden van gebruik

Die lucht is niet te harden!
Niet te harden hè?
Meent hij in ernst dat het stuitend gerochel dat hij voortbrengt, langer dan één minuut te harden is?

Vertalingen

Catalaanstolerar
Deenståle
Duitsdulden; ertragen
Engelsendure; put up with; tolerate; abide; brook; stand; stomach; bear
Esperantotoleri
Faeröersloyva; tola; torga
Franstolérer
IJslandsþola
Italiaanssopportare; tollerare
Latijntolerare
Noorståle
Papiamentssoportá; tolerá
Portugeesaturar; suportar; tolerar
Saterfriesduldje
Spaanstolerar
Thaisทาน
Tsjechischsnášet; tolerovat
Westerlauwers Frieslije
Zweedståla