Informatie over het woord afrukken (Nederlands → Esperanto: onanigi)

Synoniem: aftrekken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɑfrɵkə(n)/
Afbrekingaf·ruk·ken

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) ruk af(ik) rukte af
(jij) rukt af(jij) rukte af
(hij) rukt af(hij) rukte af
(wij) rukken af(wij) rukten af
(jullie) rukken af(jullie) rukten af
(gij) rukt af(gij) ruktet af
(zij) rukken af(zij) rukten af
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) afrukke(dat ik) afrukte
(dat jij) afrukke(dat jij) afrukte
(dat hij) afrukke(dat hij) afrukte
(dat wij) afrukken(dat wij) afrukten
(dat jullie) afrukken(dat jullie) afrukten
(dat gij) afrukket(dat gij) afruktet
(dat zij) afrukken(dat zij) afrukten
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
ruk afrukt af
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
afrukkend, afrukkende(hebben) afgerukt

Voorbeelden van gebruik

Ik ruk mezelf gaarne af terwijl jij toekijkt.

Vertalingen

Engelsjerk off; toss off
Esperantoonanigi